Veel dagen van mijn leven vind ik het heerlijk om te rennen. De trainingen op de baan, de trainingen op de hei of in het bos, maakt niet uit bij welk weer. Vaker dan de meeste zich kunnen voorstellen heb ik helemaal geen zin om te rennen. Voordat ik ga rennen kost alles mij moeite: omkleden, schoenen aandoen, nadenken over waar ga ik heen rennen? Kan ik niet beter nog iets anders gaan doen? Allemaal momenten om toch niet te gaan rennen.
De uiteindelijke beloning is dan ver weg: Als je namelijk bent gaan rennen, ben je altijd blij dat je bent geweest. Bijna altijd, soms voelt je lichaam niet goed aan. Blessure aan je hamstring, lies of schouder. Het kan van alles zijn. Soms ga je toch rennen en lijk je niet vooruit te komen, dat zijn geen fijne trainingen en maakt het hardlopen niet leuk.
Okay moraal van het verhaal, je kan van alles bedenken om niet te gaan rennen. Uiteindelijk blijkt rennen je meer goed te doen. Als je maar niet te hard gaat, dit betekent dat je in bepaalde periodes, je ambities, je wensen en snelheid en omvang moet aanpassen aan wat je op dat moment aankunt. Zodat het wel leuk is om te rennen en je dus met een voldaan gevoel terug komt.
Hoe weet je nu wat je aankunt? Simpel dat voel je. En als je dat niet voelt? Dan voel je het vooral als je te ver bent gegaan. Dan ben je weer wijzer geworden.